Peter groeit op in een traditioneel streng christelijke omgeving. Hij gaat naar de christelijke school en trouw elke zondag naar de kerk. Als hij op z’n zevende een boodschap doet voor z’n moeder, en in de winkel komt te vallen, komt er ineens een grove vloek uit z’n mond. Hij schrikt er zelf van en schaamt zich diep, want de winkel staat vol met christelijke mensen. Maar dat wil niet zeggen dat hij zo’n brave jongen is. Al vanaf zijn kleutertijd heeft Peter last van agressie,
en dat wordt niet minder als hij opgroeit. Er was sowieso veel agressie in het gezin, maar bij Peter loopt het de spuigaten uit. Hij vecht veel met z’n boertjes, en kent zijn eigen kracht niet. Hij kan zo kwaad worden dat het hem zwart voor de ogen ziet, en als moeder dan niet tussenbeide komt zou hij zijn broertje kunnen wurgen. Op school had hij bijna iemand vermoord als een paar volwassenen er niet tussen waren gekomen. Peter is een echte vechtersbaas, en voor niemand bang.
Merkwaardig genoeg is hij wel bang in het donker. Als hij in bed ligt voelt hij een geheimzinnige aanwezigheid. Als kind heeft hij al veel last van nachtmerries, dan droomt hij over monsters of dat hij verdrinkt. Hij droomt sowieso veel over de dood.
In de periode dat hij op de middelbare school zit heeft hij niet zoveel meer met het geloof, al gaat hij wel braaf naar catechisatie. Als er thuis christelijke muziek op staat, draait hij zijn eigen onchristelijke muziek harder en maakt dan een nare opmerking. Hij raakt in die tijd gefascineerd door computergames, en speelt vooral spelletjes waar dood en magie inzitten. Het liefst zo obscuur mogelijk, en met zoveel mogelijk magie. In het begin dacht hij dan: “met magie is er tenminste echt kracht, want God doet toch niets.” Hij gaat helemaal op in de games, maakt er deel van uit en kan er niet mee stoppen.
Hij heeft ook al zo lang als hij zich kan herinneren voorspellende dromen en andere paranormale ervaringen, veel déjavu’s. Sommige ervaringen zijn heel beangstigend, maar andere juist heel bemoedigend. Als hij met iemand praat voelt hij lijden mee en pijn, en soms weet hij wat zijn gesprekspartner denkt. Het kost hem veel energie en de ander wordt er soms bang van.
Drie maal wordt op bovennatuurlijke manier zijn leven gered. Een keer als hij als kleuter bijna onder een auto loopt, dan voelt hij armen om zich heen die hem tegen houden. Een andere keer als hij bijna verdrinkt en net op tijd door z’n broer uit het water gehaald wordt. Zijn broer kon helemaal niet weten dat hij aan het verdrinken was. Hij zei: “Ik zocht je en moest je uit het water trekken.”Deze dingen maken hem erg nieuwsgierig naar het paranormale en Peter gaat allerlei boeken lezen over parapsychologie en occultisme. Hij experimenteert met wicca en hypnose.
Op zijn zeventiende komt Jezus weer terug in zijn leven. Zijn gaven worden hem steeds meer tot last, hoewel sommige van zijn visioenen heel positief zijn en van God lijken te komen. Peter kijkt nog steeds naar verkeerde internet- en tv-programma’s: één à twee uur per dag horror, magie, vampiers, weerwolven, demonen, zombies-, actie, science fiction en thriller series. Hij is niet blij met zijn agressie en zijn paranormale gaven. Ze kosten hem veel energie, en hij heeft het gevoel dat hij geen vrije wil heeft. Hij liegt vaak terwijl hij dat helemaal niet wil. Hij denkt dat zijn klachten psychisch zijn. De huisarts verwijst hem naar de ggz, maar de hulpverleners begrijpen hem niet en kunnen niets met hem beginnen.
Als Peter gaat studeren aan een bijbelschool begint hij zich af te vragen of zijn gaven wel van God zijn. Wanneer iemand van het team voor bevrijding en innerlijke genezing uit Ermelo op zijn school vertelt over bevrijdingspastoraat raakt hij overtuigd: zijn gave is niet van God, maar van de boze. Hij praat met de spreker en die geeft hem een exemplaar van Schoon Schip mee, met de raad om dat samen met een vertrouwd iemand door te nemen. Dat doet hij, maar vindt geen bevrijding. Dus maakt hij een afspraak met het team met het verzoek om van zijn gave verlost te worden. Nadat hij het aanmeldingsformulier heeft ingevuld komt hij naar Ermelo voor een sessie.
Omdat hij al van jongs af aan behept is met die paranormale gaven nemen zijn pastors aan dat hij die van z’n voorgeslacht geërfd heeft. En omdat hij zelf duidelijk bevrijding wenst hebben zij goede hoop dat hij in een of twee sessies bevrijd kan worden. Ze laten hem in gebed afstand doen van z’n gaven, en zijn zonde van occultisme en andere zonden belijden. Peter zegt alle gebeden en proclamaties zonder haperen op. Ook schenkt hij vergeving aan allerlei mensen tegen wie hij iets heeft. Bindingen worden verbroken en demonen weggestuurd in de naam van Jezus. Maar de pastors hebben niet de indruk dat hij helemaal bevrijd is, Peter zelf trouwens ook niet. De enige zichtbare manifestatie was een spottend lachje en licht zuchten.
Er wordt een afspraak gemaakt voor een volgende sessie en Peter gaat teleurgesteld naar huis met de troostende woorden dat het goed mogelijk is dat de demonen hem de komende dagen stilletjes verlaten, omdat ze zich bij hem niet meer op hun gemak voelen.
Wanneer Peter een maand later op de volgende sessie verschijnt blijkt tot ieders verrassing dat hij helemaal bevrijd is. Hij zegt dat hij eigenlijk al toen hij de vorige keer de kerk uitliep het gevoel kreeg dat hij veranderd was. Later bleek dat hij zijn paranormale gaven helemaal kwijt is. Hij kan geen gedachten meer lezen of aanvoelen wat iemand heeft of denkt. Hij hoeft niet meer dwangmatig te liegen, maar kan nu kiezen om te liegen of de waarheid te spreken. Ook zijn agressie is weg, hij kan zich nu goed beheersen. Hij heeft zijn vrije wil terug en is ook niet meer verslaafd aan die gewelddadige en occulte games. Voor alle zekerheid heeft hij dat uitgeprobeerd. Voorheen ging hij helemaal op in een spel, maakte er deel van uit. Deze keer kon hij afstand bewaren en er mee stoppen. Daarna heeft hij niet meer gegamed, hij heeft er ook geen behoefte meer aan. Het lijkt een complete karakterverandering. Ook zijn kennissen is het opgevallen dat Peter veranderd is: z’n ogen staan anders, hij is milder en toont meer gevoel en is niet meer zo agressief.
Nu Peter geen games meer speelt op de computer is er veel tijd vrijgekomen, die hij onder andere besteedt aan bijbellezen en gebed. Want dat is wel nodig als hij zijn vrijheid wil behouden.